Passchendaele
"Het kleine dorpje in heuvelland"
De naam van het vredige dorpje Passendale, sinds de gemeentefusies van de jaren ’70 deel van Zonnebeke, doet bij weinig Vlamingen een belletje rinkelen.
In veel landen van het voormalige Britse Rijk is dat wel anders. Daar staat “Passchendaele” als universeel symbool voor de modder en het bloedvergieten die de oorlog op het Westelijk Front, maar vooral in de Vlaamse velden, kenmerkte. De trage opmars naar de ruïnes van het dorp in 1917 was, met de gevechten in de Somme en Verdun van het jaar ervoor, één van de grootste en meest dramatische gebeurtenissen van gans de oorlog.
Na een quasi constante voorbereidende artilleriebeschieting van 14 dagen lanceerden Britse troepen, met Franse steun, op 31 juli 1917 een grootschalige aanval in de richting van Roeselare en Torhout. De hoogte rond Passendale was aanvankelijk een belangrijk tussenobjectief. Het offensief verliep echter zo moeizaam dat men, met de winter in aantocht, de ambities grondig moest aanpassen , waardoor het totaal vernielde dorp op den duur het eind- in plaats van tussendoel werd.
Tussen 31 juli en 12 oktober 1917 beukten tienduizenden Engelse, Ierse, Schotse, Welshe, Zuid- Afrikaanse, Nieuw-Zeelandse, Australische en andere soldaten uit het “British Empire” op de Duitse lijnen. Daarna nam het bijzonder goed georganiseerde Canadese Legerkorps de hoofdaanval over. Toen de Canadezen op 10 november 1917 de gevechten beëindigden werd de bittere balans opgemaakt. In ruim drie maanden verloren beide strijdende partijen bijna een half miljoen militairen, naar schatting een kwart ervan was omgekomen. Hoewel de resultaten van de Passchendaele campagne/ Derde Slag om Ieper ver onder de verwachtingen bleven, droegen de gevechten op lange termijn op fundamentele wijze bij tot de ineenstorting van het Duitse leger en het einde van de oorlog.